Is het Nederlands over vijftig jaar nog een levende taal?

Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

De Nederlandse linguïst en schrijver Wim Daniëls steekt er zijn hand niet voor in het vuur. ‘In stedelijke omgevingen is de mobiliteit zo groot geworden dat, na de dialecten, nu ook het Nederlands onder druk komt te staan.’

In een nieuwe editie van zijn boek Spraakmakend Nederlands waagt taalkundige Wim Daniëls zich aan een aantal voorspellingen. Een eerste voorspelling – de minst riskante – gaat over de toekomst van onze dialecten.

‘Was een dialect lange tijd de moedertaal van veel sprekers,’ schrijft Daniels, ‘nu is dat veel minder het geval. De standaardtaal heeft de overhand gekregen. Het is niet te verwachten dat dialecten in de toekomst weer terrein zullen winnen.’

‘Dialecten’, zegt Daniels in een gesprek met Knack, ‘zijn in feite al op sterven na dood. De belangrijkste oorzaak is onze mobiliteit. Kinderen wonen vandaag verder van hun ouders dan vroeger. En de kinderen van die kinderen gaan op hun beurt nog verder van hun ouders wonen.

‘Daardoor verdwijnen de hechte gemeenschappen die je nodig hebt om zulke lokale dialecten te behouden. In mijn boek illustreer ik die mobiliteit met een sprekend voorbeeld. In 1959 publiceerde de hogeschool van Tilburg een studie met als titel De allochtonen van Brabant.

Als ik iemand erop wijs dat hij of zij om geen enkele aanwijsbare reden Engels praat, antwoorden ze vaak dat ze er helemaal niet bij stilstonden.

‘Met ‘allochtonen’ werden toen nog mensen uit andere provincies dan Noord-Brabant bedoeld. Het was de auteurs toen blijkbaar opgevallen dat er een binnenlandse migratie op gang was gekomen. De binnenlandse en buitenlandse migratie zijn sindsdien natuurlijk alleen maar groter geworden. De migratie is vandaag zo gigantisch dat het dialect simpelweg niet meer kan blijven bestaan.’

In de Vlaamse popmuziek doen de dialecten het juist heel goed. Je zou zelfs van een hype kunnen spreken.

Wim Daniëls: Die trend zie je ook in Nederland. Het zijn artiesten die vasthouden aan iets wat op termijn niet vast te houden is. De trend zou ons ook niet zo opvallen mochten de dialecten nog springlevend zijn. In die zin zou je het net als een teken van verval kunnen zien.  Een beetje vergelijkbaar is het fenomeen waarbij jonge mensen hun verbondenheid met de plek waar ze vandaan komen – hun Ortsloyalität, zoals dat in het Duits heet – uiten door af en toe dialectwoorden te gebruiken.

Maar jonge mensen die het oorspronkelijke dialect van hun dorp of stad nog kennen, worden steeds zeldzamer. Als je ze nog vindt, dan vooral in de periferie. In Nederland geldt de regel: hoe verder van de Randstad, hoe beter de dialecten nog standhouden. Maar ook daar zijn ze duidelijk een eindig verhaal. In de stedelijke omgevingen is de mobiliteit zelfs zo groot geworden dat, na de dialecten, het Nederlands onder druk komt te staan.

Jonge mensen die het oorspronkelijke dialect van hun dorp of stad nog kennen, worden steeds zeldzamer. Als je ze nog vindt, dan vooral in de periferie.

Het brengt ons bij een tweede, wat minder zekere voorspelling. U sluit niet uit dat het Nederlands op lange termijn hetzelfde lot beschoren zal zijn als de dialecten.

Daniëls: Het Engels rukt vandaag in sneltempo op. En veel mensen, vooral jonge mensen, trekken zich daar helemaal niets van aan. Uiteraard hebben we in het Nederlands altijd al vreemde woorden opgenomen, maar tot niet zo lang geleden ging het haast uitsluitend om woorden.

Vandaag zie je dat we ook volledige zinnen overnemen, of zonder erbij stil te staan in het Engels met elkaar communiceren. Dat is een heel andere ontwikkeling, die ervoor kan zorgen dat het Engels zo’n hoge vlucht neemt dat het Nederlands verdrongen wordt.

Voor een deel is dat al het geval in Eindhoven, de stad waar ik woon. Eindhoven is de jongste jaren een stuk internationaler geworden door het hightechbedrijf ASML, dat duizenden werknemers uit andere landen heeft aangetrokken. Die mensen spreken in de regel Engels met elkaar.

Ze doen ook meestal geen moeite om de taal te leren van het land waar ze werken en wonen. Daar zien ze het nut niet van in, want iedereen begrijpt hen. Veel mensen lijken het ook niet erg te vinden dat taalvariatie verdwijnt. Ik vind dat jammer, omdat ik van variatie houd.

Ik houd ervan dat het Nederlands bestaat. En ik vind het ook mooi dat er een Vlaamse variant van bestaat. Mijn taal is ook een deel van mijn identiteit. Ik ben van huis uit een dialectspreker en ik spreek mijn dialect nog steeds met mijn vrouw.  Maar het is duidelijk dat veel mensen daar niet zo veel of zelfs helemaal geen belang aan hechten. Ik vind dat jammer, maar ik verwijt die mensen verder niets.

Dirk Van Damme: ‘Herwaardeer het Standaardnederlands in het onderwijs’

Zou het kunnen dat Vlamingen, vanwege de taalstrijd die ze ooit moesten voeren, daar iets gevoeliger voor zijn?

Daniëls: Ik heb heel vaak met Vlamingen samengewerkt, vooral op het gebied van spelling. Het viel me telkens op dat jullie veel fanatieker met taal bezig zijn. Het zou goed kunnen dat dat iets te maken heeft met het besef dat er ooit zo gevochten is voor het Nederlands. Dat gevecht hebben we in Nederland nooit moeten leveren.

‘Vlamingen zijn veel fanatieker met taal bezig dan Nederlanders.’ © RV

Dus zal het Nederlands er zonder enig verzet verdwijnen?

Daniëls: Dat durf ik niet zo stellig te zeggen. Mogelijk komt er nog een tegenbeweging op gang. Er zijn stemmen die het een teken aan de wand noemden dat op het jongste Songfestival zoveel kandidaten niet voor het Engels maar voor de moedertaal kozen. Mij lijkt dat minder dan een strohalm, maar goed.

Wat misschien ook het begin van een tegenbeweging kan zijn is dat enkele hogescholen en universiteiten in Nederland het aantal lessen in het Engels proberen te beperken. Al heeft die tegenbeweging ook iets dubieus. Voor een deel ligt het ook aan de huidige Nederlandse regering, die buitenlandse studenten vaker wil weren. Met de wens om de taal te behouden heeft dat niet zo veel te maken.

Er zijn stemmen die het een teken aan de wand noemden dat op het jongste Songfestival zoveel kandidaten niet voor het Engels maar voor de moedertaal kozen.

Tegen het verdwijnen van dialecten is geen kruid gewassen. Misschien geldt wel hetzelfde voor het Nederlands?

Daniëls: Dat denk ik niet. Een nationale taal heeft veel meer verdedigingswapens ter beschikking dan het dialect van een dorp.  Als overheid kun je bijvoorbeeld eisen dat aan de universiteit de helft van de colleges in het Nederlands gegeven wordt. Zo’n maatregel zou uiteraard wel invloed hebben.

Wat ongetwijfeld ook zou helpen is dat mensen er zich meer bewust van zouden worden. Als ik iemand erop wijs dat hij of zij om geen enkele aanwijsbare reden Engels praat, antwoorden ze vaak dat ze er helemaal niet bij stilstonden. Ik probeer mijn steentje bij te dragen door mijn Nederlands te koesteren en zo veel mogelijk mensen te enthousiasmeren om het Nederlands te behouden. Zonder daar overigens té fanatiek in te zijn.

Wat de strijd ook niet vooruithelpt: het aantal studenten dat voor Nederlands kiest neemt snel af. Op tien jaar tijd is hun aantal, zowel in Nederland als Vlaanderen, meer dan gehalveerd.

Daniëls: De terugval is inderdaad gigantisch. Voor een deel heeft dat te maken met de enorme toename van het aantal keuzemogelijkheden. Daarnaast is het ook een vicieuze cirkel. Omdat er minder studenten aan die studie beginnen, krijg je ook minder gekwalificeerde mensen die het vak Nederlands in het onderwijs goed kunnen overbrengen. En zo ga je natuurlijk nog minder mensen warm maken voor een studie Nederlands.

‘Er zijn ook jonge en coole standaardtaalgebruikers op de VRT, zoals Fatma Taspinar en Aster Nzeyimana’

Wim Daniëls, Spraakmakend Nederlands, een taal in beweging, derde herziene druk, DE LAGE LANDEN, Rekkem, 2025, 112 pagina’s

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

OSZAR »