Wat als het onderwijs wankelt terwijl de verwachtingen blijven stijgen? Vier ervaren schooldirecteurs vertellen hoe zij het verschil proberen te maken zonder zich te laten meeslepen door de constante stroom aan hypes en onheilstijdingen. ‘Iedereen lijkt te denken dat alle problemen in het onderwijs opgelost kunnen worden, maar dat is helemaal niet zo.’
In Vlaanderen is er niet alleen een nijpend tekort aan leerkrachten, maar ook aan schooldirecteurs. Wanneer die uitvallen, hebben scholen vaak de grootste moeite om een vervanger te vinden.
‘Wij hebben een geweldige maar ook ontzettend belastende job’, zeggen directeurs Greet Nivelle (Provinciale Kunsthumaniora Hasselt), Philip Brinckman (Sint-Jozefcollege Turnhout), Ward Brouwers (Go! Atheneum Vilvoorde) en Frank Hosten (College Ieper).
‘De grootste uitdaging is wellicht dat iedereen lijkt te denken dat wij álle problemen kunnen oplossen. Dat is natuurlijk niet zo, hoezeer we ook ons best doen.’ De vier directeurs van de partnerscholen van De Leraarskamer van Knack 2024-2025 kwamen onlangs samen om van gedachten te wisselen over hun dagelijkse confrontatie met overbevraagde leerkrachten, puberende leerlingen, een veeleisende samenleving en een niet altijd even consistent beleid.
‘Als directeur moet je sterk in je schoenen staan om niet de hele tijd door hypes als de Digisprong te worden meegesleurd.’
Anno 2025 is een directeur niet alleen verantwoordelijk voor de pedagogische lijn, maar ook voor de financiën, de infrastructuur en het personeelsbeleid. Valt dat allemaal nog wel te combineren?
Philip Brinckman: Bij ons op school zijn er vier directeurs waardoor we de taken kunnen verdelen. Als pedagogisch directeur heb ik natuurlijk met voorsprong de mooiste job. (lacht) Hoe dan ook is het ontzettend belangrijk dat de directie impact heeft op de werkvloer zodat die het verschil kan maken voor de leerkrachten, de leerlingen en hun ouders. Dat lukt alleen als je iets te zeggen hebt over al die verschillende aspecten.
Frank Hosten: Als directeur weten wij wat de poetsdames aantreffen in de toiletten, hoe een oudercontact werkt, wat er gebeurt als een leerling een jaar moet overdoen, welke herstellingen aan het gebouw moeten gebeuren, en ga zo maar door. We moeten dat ook allemaal weten om een coherente visie te kunnen ontwikkelen. Alleen is het daardoor moeilijk om de school af en toe een beetje los te laten. Ook al omdat het onderwijs zich in woelig water bevindt. We kampen met een gigantisch lerarentekort, allerlei onderzoeken wijzen op een achteruitgang van de onderwijskwaliteit, onze werkingsmiddelen worden niet meer geïndexeerd en net op dat moment wil de samenleving steeds meer inspraak.
Brinckman: Het probleem is dat iedereen lijkt te denken dat alle problemen in het onderwijs opgelost kunnen worden, maar dat is natuurlijk niet zo. Daarvoor zijn sommige maatschappelijke uitdagingen gewoon te complex. Zo worden we – om maar één voorbeeld te geven – vaak geconfronteerd met kinderen die lijden onder de vechtscheiding van hun ouders. Omdat ze door dat stille verdriet vaak niet goed kunnen leren, kijkt men dan al snel in de richting van de school. Het gevolg is dat wij vaak taken op ons nemen die eerder voor een zorginstelling dan voor een school bestemd zijn. Ik vind ook dat we dat moeten doen, maar het leren gaat er wel door achteruit.
Ward Brouwers: Het is niet zozeer dat sommige problemen niet kunnen worden opgelost, maar wel dat de verwachtingen in de samenleving stilaan onrealistisch worden. Moet iemand van wie beide benen zijn geamputeerd even goed kunnen stappen als alle andere mensen? Die verwachting wordt vandaag in elk geval gecreëerd, maar ik ben het daar niet mee eens. In mijn ogen ligt de oplossing eerder in het bijsturen van het verwachtingspatroon.
Vorig schooljaar waren er in Vlaamse scholen liefst tweeduizend directiewissels. Veel van jullie collega’s vallen uit of haken op den duur zelfs helemaal af.
Greet Nivelle: Dat komt voor een groot stuk omdat wij tegenwoordig geacht worden om alle mogelijke problemen op te lossen. Dat gaat van een leraar die een aanvaring heeft met een leerling tot een moeder die in conflict komt met een van de leerkrachten of problemen heeft met haar eigen kind. Allemaal kloppen ze bij mij aan. ‘Mevrouw de directeur, u moet dat voor ons oplossen’, klinkt het dan. Maar dat kan ik natuurlijk niet altijd.
Brinckman: Soms staan leerkrachten, leerlingen en ouders haast letterlijk voor mijn kantoor aan te schuiven. Dan staat er, bijvoorbeeld, iets op het bord geschreven waardoor een leerkracht weet dat een van de leerlingen over de middag in de klas is geweest. Het is dan aan mij om uit te zoeken wie dat was. Natuurlijk wil ik de leerkrachten zo veel mogelijk helpen, dat is mijn taak. Maar soms moet ik zeggen: ‘Ik zal mijn best doen, maar ik weet niet of ik het zal kunnen oplossen.’
Hosten: Wij zijn natuurlijk de laatsten in de rij. Als wij geen oplossing vinden, dan blijft het probleem bestaan en komt het uiteindelijk toch weer bij ons terecht. Eigenlijk hebben wij een eenzame job. Leerkrachten hebben elkaar nog om stoom af te laten, maar als directeur hebben wij daar veel minder gelegenheid toe. Ons werk stopt ook nooit. Toen ik nog leerkracht was, kon ik mijn hoofd tijdens de zomervakantie even helemaal leegmaken. Nu lukt dat niet meer.
Brouwers: De druk op het hele onderwijsveld is gigantisch – of je nu leerkracht of directeur bent. Daarom moet je grenzen afbakenen. Zelf trek ik er elk jaar tussen 5 juli en 16 augustus de stekker uit. Tenzij er een écht groot probleem opduikt natuurlijk. Mijn hart ligt bij de school, maar ik moet het voor mezelf leefbaar houden.
Hosten: Het beleid maakt het ons ook niet altijd gemakkelijk. Wat wij ons team proberen te geven, missen we vaak als directeur: een consequent beleid waarbij we de tijd krijgen om ons aan te passen en iedereen mee te krijgen.
‘Bij ons is het simpel: alle moeilijke leerlingen en ouders worden naar mij doorverwezen.’
Hoe bedoelt u?
Hosten: Neem de Digisprong die Ben Weyts (N-VA), de vorige minister van Onderwijs, een paar jaar geleden invoerde. Niet alleen moesten alle leerlingen plots een laptop krijgen, bij ons op school moest de infrastructuur ook worden aangepast. We hebben zelfs nieuw meubilair gekocht omdat de banken die we hadden te klein waren om zowel een laptop als een leerboek op te leggen. Wij wilden leerkrachten namelijk de vrijheid geven om zelf de beste didactische aanpak te kiezen en dat wil zeggen dat ze soms zowel digitale leermiddelen als boeken gebruiken. Maar nu is er een andere minister en die zegt doodleuk dat ze de hele Digisprong zal terugschroeven.
Nivelle: Wij hebben ook veel aanpassingen moeten doorvoeren. Als kunstschool gebruiken wij vooral in onze grafische opleidingen zware computers. Toen onze leerlingen plots een laptop moesten krijgen, hebben we die allemaal vervangen door acces points. Dat was een enorme onderneming. En nu wordt alles dus weer teruggedraaid.
Brinckman: Van die beslissing hebben wij geen last, want bij ons op school heeft geen enkele leerling een laptop gekregen. Toen de Digisprong werd ingevoerd, had ik al te veel studies gelezen waaruit blijkt dat leerlingen veel beter leren als ze met de hand schrijven – dezelfde onderzoeken waarop Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) zich vandaag baseert. Als voorzitter van de Commissie Beter Onderwijs kreeg ik destijds ook tientallen telefoons van leerkrachten die zeiden dat ze tijdens hun lessen niet de hele tijd computers wilden gebruiken, maar dat ze daar bijna toe werden gedwongen door hun directie. Die directeurs wilden natuurlijk dat hun investering zou renderen.
Hosten: Ook ouders hebben daar een mening over. Aangezien zij voor de laptop van hun kinderen servicekosten moeten betalen, verwachten ze dat die veel wordt gebruikt.
Brouwers: Als directeur moet je sterk in je schoenen staan om een duurzaam beleid te voeren zonder de hele tijd door zulke hypes te worden meegesleurd. Bij ons op school heeft de Digisprong in elk geval niet voor grote veranderingen gezorgd, want we hadden eerder al beslist dat elk kind een chromebook moest kunnen kopen of huren. Wij vinden het heel belangrijk dat álle leerlingen zowel op school als thuis digitaal kunnen werken.
Brinckman: Maar waarom? Welke leerwinst leveren die computers volgens u op?
Brouwers: Digitalisering is voor mij geen doel op zich maar wel een middel. Ik ben het ermee eens dat met de hand schrijven nog altijd belangrijk is om tot leren te komen, maar digitaal werken kan in sommige gevallen echt wel een meerwaarde zijn. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld artificiële intelligentie gebruiken om de leerstof samen te vatten en zichzelf te ondervragen. De tijd die ze daarmee uitsparen, kunnen ze dan gebruiken om de essentie in te studeren.
Heel wat scholen hebben tegenwoordig de grootste moeite om hun leerlingen in de pas te laten lopen. Hoe is dat bij jullie?
Brinckman: Wij hebben een paar heel duidelijke regels die iedereen moet respecteren: geen smartphones op de speelplaats, op tijd komen, dank u zeggen, in de rij staan voor je naar de klas gaat. Ik vind het heel belangrijk dat daar niet van wordt afgeweken.
Nivelle: In onze school zou dat niet werken. Wij hebben niet eens een toegangspoort. Onze leerlingen komen uit alle richtingen aangewaaid en gaan rechtstreeks naar hun lokaal. In het kunstonderwijs hebben wij ook een ander doelpubliek dan jullie in de doorstroomfinaliteit (het vroegere aso, nvdr). Al zullen jullie ook wel merken dat veel leerlingen thuis geen normen en waarden meer meekrijgen.
Brouwers: Bij ons mogen leerlingen op de speelplaats geen kap op hebben, want we willen hun gezicht kunnen zien. Tijdens de pauzes geef ik iedereen die er toch een draagt een waarschuwing. Desnoods elke dag opnieuw. Maar betrap ik iemand tijdens dezelfde pauze een tweede keer met een kap op zijn hoofd, dan moet hij nablijven. Ondertussen weten de leerlingen dat heel goed. Als ze me nog maar in de verte zien aankomen, doen ze hun kap al af.
Brinckman: Vrijdagavond moeten er weer zes leerlingen van halfvijf tot zeven uur nablijven. Dat gaat van iemand die verschillende keren te laat is gekomen tot een leerling die tot drie keer toe de les van een nieuwe leerkracht heeft gestoord. Wij noemen dat geen strafstudie maar een consequentiemoment. Zelf blijf ik dan de hele tijd bij hen. Ze krijgen een wafel en een drankje, en ze werken rond de een of andere boeiende filosofische tekst. Die aanpak heeft echt wel impact op de leerlingen en ook op hun ouders, want die vinden het heel vervelend als hun kind op vrijdagavond tot zeven uur op school moet blijven.
Ondertussen is klasmanagement voor veel leerkrachten een enorme uitdaging geworden. Uit onderzoek blijkt dat ze zich op dat vlak beter gewapend voelen wanneer hun directie hen expliciet steunt.
Hosten: Als leerkrachten mijn steun vragen, is dat vaak wanneer ze tegengas krijgen nadat ze een leerling hebben berispt of gesanctioneerd. Dat een tiener zo reageert, vind ik op zich niet zo vreemd. Ik heb het er moeilijker mee wanneer ouders een oordeel vellen over een beslissing die is genomen in een context waar ze helemaal niet bij waren. Dan is het inderdaad heel belangrijk dat de leerkracht in kwestie zich door zijn directie gesteund voelt.
Brinckman: Bij ons is het simpel: alle leerlingen die voor problemen zorgen, worden naar mij doorverwezen. Dat geldt ook voor moeilijke ouders. Als een leerkracht een brutale e-mail krijgt van een vader of een moeder, dan stuurt hij die meteen naar mij.
Nivelle: Bij ons gaat dat ook zo. Vooral om te beletten dat leerkrachten die ouders in een opwelling een emotioneel bericht terug zouden sturen. Wanneer ik zo’n mail doorgestuurd krijg, neem ik zelf contact op met de ouders om een afspraak te maken. Als je fysiek tegenover die mensen zit, kan de situatie doorgaans gemakkelijker worden ontmijnd.
Brouwers: In onze school kunnen ouders de leerkrachten niet eens mailen. Ook niet via Smartschool. Ze kunnen alleen reageren als een leerkracht hen een e-mail stuurt. Als ze zelf contact willen opnemen, dan moet dat via mij gebeuren. Ik beoordeel dan of het bericht naar de leerkracht wordt doorgestuurd of ik de zaak zelf opneem. Dat is ook om mijn leerkrachten te ontlasten. Een leraar natuurwetenschappen heeft meer dan driehonderd leerlingen. Stel je voor dat al die ouders hem een mail sturen om te vragen hoe het komt dat hun kind slecht heeft gescoord op een toets.
Brinckman: Eigenlijk vat dat onze job als directeur voor een stuk samen: wij staan ten dienste van de leerkrachten zodat zij goed kunnen werken.
Hoe is het ondertussen met jullie leerlingen gesteld? Er wordt vaak beweerd dat tieners vandaag minder veerkrachtig en minder gemotiveerd zijn dan vroeger.
Hosten: Sommigen suggereren ook dat het door onze leerlingen is dat de onderwijskwaliteit daalt terwijl dat natuurlijk helemaal niet aan hen ligt. Elke dag weer zie ik jonge mensen die echt hun best doen en enorm veel potentieel hebben.
Brinckman: De kennis van de leerlingen is er volgens mij wel degelijk op achteruitgegaan, maar dat is hun schuld niet. Zij hebben die kennis gewoon niet aangeleerd gekregen, en het is aan ons om dat op te lossen.
Brouwers: Dat klopt, maar we kunnen ook niet ontkennen dat nogal wat jongeren vandaag niet erg gemotiveerd zijn om te leren. Ook dat heeft onvermijdelijk invloed op de onderwijskwaliteit.
Brinckman: School is, in de ogen van zowel leerlingen als ouders, veel minder belangrijk geworden dan vroeger. Dat zie je ook aan alle vragen die ik krijg van leerlingen om een paar uren of dagen afwezig te mogen zijn. Niet voor een bezoek aan de dokter of de orthodontist, maar om te kunnen sporten, dansen of paardrijden. Waanzinnig gewoon.
Nivelle: Door de aard van onze opleidingen zijn zulke verzoeken bij ons natuurlijk dagelijkse kost. Leerlingen hebben op donderdag een voorstelling in Amsterdam en vragen dan of ze daar ook nog de vrijdag mogen blijven. Meestal sta ik zulke dingen toe, want die maken zeker in een kunstschool deel uit van het leerproces.
Brouwers: Vaak gaat het inderdaad om activiteiten waarbij ze hun talenten kunnen ontwikkelen. Wanneer een leerling bijvoorbeeld naar het buitenland wil om met zijn land een basketmatch te spelen, kan dat voor mij. Zolang hij achteraf zelf het initiatief neemt om de gemiste leerstof te verwerken en leerkrachten aanspreekt wanneer hij vragen heeft. Het is niet de verantwoordelijkheid van de school om de regie daarover in handen te nemen, maar toch wordt dat vaak van ons verwacht.
Brinckman: Leerlingen die om zo’n reden schooltijd missen, komen die lesuren op woensdagnamiddag op school inhalen. Dat is niet als straf bedoeld, maar wel om hen de kans te geven om te studeren. De laatste tijd word ik trouwens steeds vaker met een relatief nieuw fenomeen geconfronteerd: leerlingen vragen of ze op vrijdag al om twaalf uur mogen vertrekken omdat de hele familie naar het buitenland reist om daar het huwelijksjubileum van opa en oma te vieren. Of een meisje kan op maandag niet naar school komen omdat haar papa dan hertrouwt. Dat begrijp ik niet. Die vader weet toch dat zijn kinderen dan school hebben?
Brouwers: Er zijn ook ouders die het normaal vinden om een leerling een week thuis te houden wanneer hun andere kinderen die in het Franstalige onderwijs naar school gaan vakantie hebben. ‘Anders kunnen we nooit met het hele gezin op reis gaan’, zeggen ze dan. Dat hun zoon of dochter dan ongewettigd afwezig is, lijkt hen niet te deren.
Brinckman: Ik heb eens aan de judofederatie gevraagd waarom ze haar stages op schooldagen inplant en niet tijdens schoolvakanties. ‘In de vakantie willen ouders met hun kinderen op reis kunnen gaan’, was het antwoord. Dat zegt heel veel over de positie die scholen vandaag in onze samenleving innemen. Aan de ene kant worden wij beschouwd als het laatste instituut dat voor een stuk maatschappelijke cohesie moet zorgen en worden wij geacht om alle problemen op te lossen, maar aan de andere kant lijken we steeds verder weg te zakken op de prioriteitenlijst van onze leerlingen en hun ouders. Daar maak ik me echt wel zorgen over.