Waarom Bart De Wever (N-VA) de oppositie geen kans geeft

© BELGA
Walter Pauli

Na honderd dagen als eerste minister van België lijkt Bart De Wever te genieten van een haast presidentiële onaantastbaarheid. En dat ondanks zichtbaar vakbondsverzet. Het is voorlopig kwaad kersen eten voor de oppositie.

Honderd dagen na zijn eedaflegging op 3 februari valt alvast aan één verwezenlijking van eerste minister Bart De Wever niet te tornen: hij is populairder dan ooit. Volgens De Stemming, het jaarlijkse opinieonderzoek van de VRT, De Standaard en de RTBF, ziet één op de vijf Vlamingen in hem de politicus door wie hij zich het best vertegenwoordigd voelt. Hij doet het zelfs even goed als de opgetelde scores van de zés politici achter hem (dat zijn dus op hun beurt de populairste politici van het land, min een).

Alsof De Wever een man zou zijn zonder vervaldag. Zijn grote electorale doorbraak dateert al van de federale verkiezingen van 2010. Nog een jaar eerder had de ogenschijnlijk zo sympathieke dikkerd al furore gemaakt in De Slimste Mens ter Wereld. In Wallonië gold hij als volksvijand nummer één. De entourage van koning Albert leek die vrees te delen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Een kwarteeuw later is Bart De Wever 55 jaar. Hij oogt opvallend slank en afgetraind en is klaarblijkelijk in uitstekende conditie. Hij kleedt hij zich in opvallende maatpakken, is een beleefde en regelmatige bezoeker van koning Filip. De Wever is de zeer zichtbare, algemeen aanvaarde leider van een onuitgegeven federale regeringscoalitie van centrumrechtse partijen plus de Vlaamse sociaaldemocraten. Hij begon die eigenlijk pas te vormen nadat hij in Vlaanderen een gelijkaardige constructie had opgezet. De Vlaamse regering laat hij leiden door Matthias Diependaele, na Geert Bourgeois en Jan Jambon de derde grijze minister-president op rij.

‘Het personeelsbeleid van de N-VA is meesterlijk’, beklemtoont politiek analist en columnist Noël Slangen: ‘Met Valerie Van Peel beschikt de N-VA over een voorzitter die met haar menselijke thema’s de electorale werfkracht van de partij verbreedt. Met een ‘zakelijk profiel’ als Diependaele is er geen risico dat de Vlaamse minister-president de aandacht wegneemt van de Belgische premier, zoals Luc Van den Brande ooit probeerde met CVP-partijgenoot Jean-Luc Dehaene en Kris Peeters later deed met die andere CD&V’er, Yves Leterme. Intussen mag Zuhal Demir op onderwijs voortdurend de aandacht trekken. Als zij minister-president was geworden, had ze voorzichtiger moeten zijn. Op defensie krijgt ook Theo Francken veel aandacht. Zowel in de federale als in de Vlaamse regering zuigt de N-VA zowat alle aandacht naar zich toe.’

Rustige vastheid

Bart De Wever komt voortdurend in het nieuws, zij het zelden met Groot Nieuws. Hij is vooral Zijne Alomtegenwoordigheid. In de Kamer klinken zijn antwoorden zakelijk en to the point, en blijven ze gespeend van het intellectuele sarcasme dat hem eigen is. Op de tribune houdt hij zich zowaar aan zijn voorbereide tekst.

Rustige vastheid’, zo typeert de Gentse politicoloog Carl Devos de uitstraling van De Wever, naar de bijnaam die Herman Van Rompuy (CD&V) destijds zichzelf gegeven had. Een veel degelijker imago bestaat niet. Al was ook bij Van Rompuy die (te) ‘rustige vastheid’ vooral een pose die hielp camoufleren dat hij premier was van een regering die er niet zo veel van terechtbracht. Is dat bij De Wever ook niet zo?

Zeker, in het regeerakkoord zijn grote en traditioneel als ‘politiek onhaalbaar’ gekwalificeerde maatregelen opgenomen: een beperking van de werkloosheidsvergoedingen in de tijd tot twee jaar, de afbouw van het hoge ambtenarenpensioen en de invoering van een meerwaardebelasting. Dat was, aldus Devos, meteen een ‘Belgisch compromis’ op zijn best: ‘Het is een evenwicht tussen links en rechts maar ook tussen Wallonië – daar dreigt zeker de hervorming in de werkloosheid het zwaarst aan te komen – en Vlaanderen het rijkste landsdeel betaalt natuurlijk het meest als het kapitaal wordt aangesproken.’

Maar de meerwaardebelasting zal er wellicht niet komen voor de zomer, en de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd gaat maar héél partieel van start in januari 2026. Het kabinet is nog jong, de vaart moet blijkbaar nog gevonden worden.

Toch lijkt Bart De Wever boven kritiek verheven. Devos: ‘Uit het regeerakkoord spreekt de intentie dat deze regering zal doen wat nodig is. Zelfs een politiek analfabeet kon de voorbije jaren niet ontkomen aan de berichten dat de Belgische financiën bij de slechtste van de Europese Unie behoren. Dat het dus in het algemeen belang is dat het budget in evenwicht wordt gebracht en dat de pensioenen betaalbaar worden gehouden. Er is dus draagvlak. Toch als de inspanningen billijk worden verdeeld. Het gaat immers om de eigen welvaart, en die van onze kinderen.’    

Durven regeren

Dat draagvlak is volgens De Stemming zelfs groter dan vermoed. De aanpak van de overheidspensioenen of de langdurig werklozen wordt gesteund door een meerderheid van Vlamingen, Walen en Brusselaars. Dat geldt ook voor de meerwaardebelasting op aandelen, de hogere defensiebudgetten, de woonstbetredingen bij uitgeprocedeerde asielzoekers en zelfs voor de fusie van de Brusselse politiezones.

Tot nu waren dat stuk voor stuk politieke taboes die bij vorige regeringen zo goed als onbespreekbaar waren. Alsof de Wetstraat in de greep bleef van een eigen interne logica, terwijl de samenleving verder evolueerde en er blijkbaar steeds minder steun was bij de bevolking voor wat ooit juist en logisch was maar dat al lang niet meer is.

Dat hebben de vakbonden tot hun scha en schande ondervonden. Hun stakingen zijn hinderlijk, maar maken amper indruk. Een merkbare opstoot van sympathie met de betrokken ambtenaren en langdurig werklozen bleef uit. Arbeidssocioloog Jan Denys merkte trouwens op dat mensen die meer dan twintig jaar werkloos zijn, in de feiten al lang niet meer ter beschikking zijn van de arbeidsmarkt en dus terecht worden overgebracht van de werkloosheid naar de bijstand.

En wat helemaal niet werd verwacht: de linkse partijen die dat sociaal protest hebben gesteund, halen daar geen voordeel uit. In de peilingen stagneert de PVDA-PTB (van 8,2 naar 8,3 procent) en Groen zakt zelfs nog verder weg (van 7,5 naar 6,8 procent).

De belaagde regeringspartij Vooruit houdt dan weer stevig stand (van 13 naar 13,7 procent). En de Vlaamse onderwijsvakbonden kunnen zich maar beter schrap zetten, want bijna 80 procent (!) van de Vlamingen vindt de vaste benoeming in het onderwijs passé, zo blijkt. Met zo’n ruggensteun zou het niet verbazen dat Zuhal Demir ook dat strijdbijltje al aan het wetten is.  Wéér een taboe dat zomaar zou kunnen sneuvelen.  

Slangen: ‘Het grote geluk van De Wever is dat zijn Arizona-regering voorafgegaan werd door Vivaldi, een kabinet dat na de coronacrisis verzuimd heeft nog te regeren. Terwijl de geschiedenis leert dat de kiezer vaak politici beloont die durven te regeren en streng oordeelt over hen die dat niet doen.’

Wat De Wever ook helpt, is dat zijn Arizona-coalitie homogener is dan ze lijkt. Devos: ‘De N-VA en de MR zijn natuurlijk uitgesproken rechtse partijen. Maar ook Les Engagés is een pak minder sociaal dan de PSC van weleer.

Ook de CD&V is onder Sammy Mahdi behoorlijk opgeschoven naar rechts. CD&V en Les Engagés zijn nog alleen een beetje progressief op ethische thema’s – Gaza, ‘het gezin’ – maar dat lijken ze vooral te doen om te bewijzen dat ze zeker niet rechts zijn. En Mahdi aast natuurlijk op de brokstukken van de Open VLD.’

En dan zijn er nog de Vlaamse socialisten van Vooruit, een partij die al jaren niet hetzelfde ‘links’ belijdt als de PS. Devos: ‘Al onder Patrick Janssens was de SP.A de partij van “voor wat, hoort wat”.’ Bovendien is vicepremier Frank Vandenbroucke altijd al een politicus geweest die ook van de bevolking een zeker ‘arbeidsethos’ verwacht.

‘De CD&V en Les Engagés zijn alleen nog een beetje progressief op ethische thema’s – Gaza, “het gezin” – en ook dat lijken ze vooral te doen om te bewijzen dat ze zeker niet rechts zijn.

Devos: ‘Tijdens de regeringsonderhandelingen was hij op cruciale momenten zelfs een steun voor De Wever. Conner Rousseau houdt Vooruit aan de lijn die hij heeft uitgezet: we gaan hard vechten voor “onze” zaken – gezondheidszorg, consumentenzaken – en verder zijn we een loyale partner en houden we ons gedeinsd, ook als het over asiel of defensie gaat.’

Ook al omdat de PS tot de oppositie veroordeeld is, is er bij grote uitzondering geen linkse Franstalige partij die kan verhinderen dat de ‘grondstroom’ van dit kabinet openlijk centrumrechts is, à la flamande. Devos: ‘Het is een omgeving waarin De Wever de allure kan aannemen van een tweede Jean-Luc Dehaene: “De tocht is lang, de Gids ervaren.” De tocht ís ook lang.

De Wever benadrukte trouwens zelf al dat het project van zijn regering niet afgelopen is in 2029. De sanering van de overheidsfinanciën valt niet op te lossen binnen de vier jaar. Daarvoor is meer tijd nodig en zullen er nog meer en hardere maatregelen genomen moeten worden. Alleen de langdurig werklozen zullen het tekort niet doen verdwijnen. Ooit zal Vooruit ook in de gezondheidszorg moeten snijden. Al in zijn beruchte nota uit 2021 schreef  John Crombez dat er daar nog zeker drie miljard te vinden is. Tegelijk is dat ook het grote gevaar voor De Wever: dat de verwachte resultaten zwaar tegenvallen, waardoor men vlugger toe zal zijn aan hardere maatregelen, waarop men binnen de meerderheid elkaars strot begint af te bijten. Dan is het foutu.’

Politieke onkunde

Maar zolang dat niet gebeurt, zit de regering gebeiteld. Ze neemt harde maatregelen die wel een groot draagvlak hebben. Voor de oppositie is dat een hoogst vervelende situatie. Zeker omdat ze structureel zwak staat. Men houdt zich wel stoer, maar eigenlijk is het als dat sprookje van Andersen, maar dan omgekeerd: keizer De Wever loopt er in maatpak bij, spot is er voor de oppositie zonder kleren.

Er is geen oppositiepartij zoals de liberale PVV in 1988 of de N-VA in 2011: met kopstukken als Guy Verhofstadt en Bart De Wever waren die partijen de grote winnaars van de verkiezingen van 1987 en 2010, maar vervolgens werden ze door een ‘coalitie van (of met) verliezers’ uit de regering gehouden, en waren ze verplicht hun politieke kracht in te zetten tégen het beleid.

Noël Slangen: ‘Vandaag bestaat de oppositie vooral uit verliezers: echte verliezers als de Open VLD en Groen, en gepercipieerde verliezers als het Vlaams Belang – die wonnen minder dan verwacht. Voor de Open VLD, maar ook voor Groen, lijken de resultaten van elke opiniepeiling van bijna existentieel belang. De hamvraag is: kunnen ze nog vermijden dat de hele partij voortdurend in paniek slaat?’

‘Ik begrijp niet waarom de Open VLD zich zo nodig wil profileren en zou moeten heruitvinden op het moment dat de regering van haar wittebroodsweken geniet.’

Nu lijken de slechte resultaten in de peilingen vooral goed nieuws voor Frédéric De Gucht of Egbert Lachaert: dat is namelijk slecht voor de positie van voorzitter Eva De Bleeker, de vrouw die de stoel bezet waarop zij zo graag zouden zitten.

Slangen: ‘Ik begrijp niet waarom de Open VLD zich zo nodig wil profileren en zou moeten heruitvinden op het moment dat de regering van haar wittebroodsweken geniet. De Open VLD zou de tijd moeten nemen om zich grondig te hervormen. Men moet er pas staan in de aanloop naar de volgende verkiezingen. In de tussentijd moet men proberen de regering aan te vallen op die specifieke thema’s die de liberale achterban belangrijk vindt.’

‘Maar waarom voeren ze momenteel voortdurend een spektakel op van het niveau van The Real Housewives of Antwerp?’, vraagt Slangen zich af. ‘Dat illustreert toch vooral de politieke onkunde van wat zichzelf “de top” noemt, bij gebrek aan echte toppers. Eva De Bleeker was een kandidaat van het ongenoegen, maar zij lijkt niet in staat om dat ongenoegen te doen bedaren. Als dit tenminste ooit nog zou lukken. In een gezonde democratie zou dit het moment kunnen zijn waarop een nieuwe beweging het licht kan zien. Maar door de centen van de wet op de partijfinanciering is dat voorlopig onmogelijk en wordt de doodsstrijd van een partij als de Open VLD vooral verlengd.’

‘Onder de waterlijn worden bij Groen de messen gewet. De vraag is niet of, maar wanneer er bloed zal vloeien.’

Niet alleen de Open VLD zit in een hoogst oncomfortabele situatie. Slangen: ‘Bij Groen rollen ze niet met elkaar over straat, maar de crisis daar is even ernstig. Onder de waterlijn  worden ook daar de messen gewet. De vraag is niet of, maar wanneer er bloed zal vloeien. De enige groene politica met naam en uitstraling koos eieren voor haar geld en liet de partij over aan figuren zonder profiel: de crisis van Groen is er ook een van politiek personeel. Ik zou niet weten hoe de nieuwe voorzitter heet. Bart Dhondt? Ik weet niet of ik die naam lang zal onthouden.’

Bart De Wever kijkt het intussen aan. Hij kan zich zelfs veroorloven samen met acht andere premiers, de extreemrechtse Giorgia Meloni op kop, een ‘open brief’ te schrijven met kritiek op het Europese Hof voor de Mensenrechten en zelfs op het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens zelf. In een collectieve reactie noemt een plejade van vermaarde juristen dit initiatief ‘weerzinwekkend’, zelfs ‘een aanval op de menselijke waardigheid’. Binnen de regering gaf niemand een krimp. En zowel in Vlaanderen, Wallonië als Brussel focusten de media zich vooral op de eerste titel voor voetbalclub Union Sint-Gillis in negentig jaar. De consensusdemocratie: ze bestaat, en in dit land lijkt ze zelfs springlevend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar [email protected]. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content

OSZAR »